“met het vorderen der jaren doemen er veel mensen uit het verleden op, die ik graag terug zou willen zien. Als je jong bent kijk je niet vooruit, weet je niet hoe pas later blijkt hoeveel iemand voor je betekend heeft…”
Deze zinnen haal ik uit een column van Remco Campert , maar zij zijn ook mij uit het hart gegrepen.

Oh, hoe goed ken ik die weemoed en dat verlangen.
Er zijn mensen die ik soms heel erg kan missen, Mensen die ik door verschillende oorzaken verloren ben, zoals door zoiets stoms en onherroepelijks als de dood, maar ook door minder hevige oorzaken, maar dan met wel net zulk definitief verlies. En bij die personen heb (ook) ik me niet of te weinig gerealiseerd hoeveel ze voor mij betekenden.

Verloren door misverstanden, door niet uitgeprate ruzies, door de onmogelijkheid van de situatie- door een conflict over zoiets als geld (over geld notabene, iets waarvan ik zelf nooit gedacht had , dat ik daar ooit ruzie over zou krijgen…)

Pijnlijk doet de machteloosheid van het gemis zich dan voelen, alsof ik in een hok zit in een dwangbuis en geen kant op kan. En alleen maar het verlangen kan voelen om die mensen weer eens te mogen zien en te horen en aan te raken.
Maar je dan te realiseren- voorbij, voorgoed voorbij.