Nu eerst een stukje poëzie, en daarvoor krijgt Ellen Deckwitz, hetgeen ik een heel, leuke vrouw vind en een bijzondere dichter, de ruimte. Bovendien was zij gisteren jarig.
En is dit dus ook nog een klein cadeautje voor haar en voor mijn blog tegelijk. Zij was ook (en niet toevallig) de spreekstalmeester bij de presentatie van de bundel “Utrecht onder vier ogen”- Dat deed ze bijzonder professioneel, geïnteresseerd en geestig tegelijk.
Die bundel bevat gedichten van Leo Mesman en mijzelf , gedichten, en onze achtergrond, en ze worden allemaal door ons zelf voorgelezen en staan op een prachtige USB stick. Ik heb voor dit gedicht van Ellen gekozen, omdat ik laatst met schoonzusje Jacqueline Einthoven sprak over het gemis van haar (pas overleden) echtgenoot.
Het ergste van dat gemis (weet ik ook uit eigen ervaring) dat zijn vaak de kleine dingen, je kunt niet meer zeggen: “Weet je wie ik daarstraks tegenkwam? Of, vond jij dat nou ook zo’n stomme film op TV, of die en die heeft me gekwetst of juist heel blij gemaakt. etc.” Het gewone delen dus. De eerste regel van het gedicht van Ellen deed me daar aan denken, hier komt het:
Het ergste zal zijn
dat je tegen niemand zeggen kan: weet je noghoe de naden knapten. Je vest in het stuur
van een tegenligger haakte. Slippers van trappers
glipten en negens een spatiebalk lagom een pauze in te lassen. Schrik door benen bliksemt
als je naar beneden wordt gestoten.weten waarom je nooit vroeg
hoe fel de kleur tussen wiel en grind valtwaar te nemen: dat je kan worden toegedekt,
nog steeds onder de wolken bent,
licht kletst op de grond.

foto van Ellen is gemaakt door Nadine Ancher